Alma mater
Ik was weer even bij mijn alma mater. In de Faculty Club in het Utrechtse academiegebouw volgde ik twee lezingen. De ene ging over de restauratie van de Domtoren, die er inmiddels weer in volle glorie bij staat, de andere over nalaten aan de wetenschap. Dat leek droge kost, maar de kandidaat-notaris maakte er een boeiend en vooral informatief verhaal van.
Jaargenoten zag ik niet, maar verkeren in een gezelschap waarvan iedereen op een of ander tijdstip aan dezelfde universiteit in een of andere discipline is afgestudeerd, schept direct een bijzondere sfeer van verbondenheid. Al heel snel raakte ik na afloop met verschillende andere alumni in geanimeerd gesprek. Als ik in Utrecht zou wonen, zou ik beslist lid worden van de Faculty Club, maar ik reis niet graag in de avonduren met de trein, ook al spoor ik meestal eersteklas. Die trekt soms lugubere types aan. Gisteren weer een opgefokt figuur dat in een mobiel schreeuwde en keer op keer driftig door het gangpad stapte. Ik ben op een gegeven ogenblik van wagon gewisseld. Ik was niet de enige. Een conducteur was nergens te zien, die kwam pas controleren toen de trein over de spoorbrug naar Dordrecht reed, drie minuten van het eindstation.
Ik vind het academiegebouw een toonbeeld van schoonheid. Jammer dat mijn droom van een Universiteit Dordrecht vermoedelijk nooit zal uitkomen. Het moet geen kopie zijn, maar een academiegebouw in neorenaissancestijl, bij voorkeur op het grotendeels mislukte Statenplein, zou de stad goed doen. In materieel en geestelijk opzicht.