Gisteren was ik bij de reünie van het Stedelijk Dalton Lyceum, locatie Overkampweg in Dordrecht, de plek waar ik de laatste elf jaren van mijn onderwijsloopbaan doorbracht. Het was een heel geslaagde en drukbezochte bijeenkomst. Heel veel oud-leerlingen en ook de nodige oud-collega’s. Ik kan de gesprekken die ik voerde niet tellen, maar wat was het fijn om zoveel oud-leerlingen te spreken en te horen hoe hun levens na het VWO zijn verlopen. Verrassend was het aantal meisjes dat huisarts is geworden, aanzienlijk meer oud-leerlingen dan ik me herinnerde zijn ook geschiedenis gaan studeren. Dat vervult je als oud-leraar geschiedenis altijd met een beetje bescheiden trots.
In een uitpuilend lokaal 201, mijn vroegere lokaal, gaf ik een minilesje over een aantal broodje aap-verhalen uit de geschiedenis van Dordrecht, wat erg leuk was om te doen. Zoals iedere schoolmeester vroeger had ik een krijtje op zak, maar een bord daarvoor ontbrak. Het is tegenwoordig allemaal ‘smartborden’ en elektronica wat de klok slaat, maar gelukkig hing er ook een bord waarop ik met een stift kon schrijven. Ik was het bordschrijven na zoveel jaren nog niet verleerd. We hebben veel gelachen en even ging de gedachte door me heen dat ik misschien maar weer moet gaan lesgeven. Hoewel, de bureaucratische rambam om het lesgeven heen en het dan weer moeten vergaderen, banden die gedachte snel weer uit.
De sfeer was uitstekend, evenals de organisatie (petje af!), en gelukkig waren alle reünisten boven de achttien dus werden er bier en een wijntje geschonken. Hoewel niet erg bevordelijk voor mijn rug was het geweldig erbij te zijn. Eenmaal thuis lag ik wel om tien uur al in bed. Tja, we houden het maar op de lichtgevorderde leeftijd.
