Tijdens een jaarlijks personeelsuitje namen we afscheid van onze conrector, die ging werken bij de inspectie van het onderwijs. Dat deden we met een ludiek toneelstukje, waarin wij drie oude kolonialen speelden. Met enige moeite kon ik net in het uniformjasje van het KNIL, dat ik in 1966 bij een uitdrager had gekocht. Collega Guus had het uniform uit zijn diensttijd, hij was sergeant-hoofdverpleger, niet meer. Collega Henk, die een aantal jaren als sergeant-sportinstructeur had gediend kon helemaal niet meer in zijn uniform, maar met de nodige fantasie kwamen we een eind. We hadden in die tijd net de cabaretgroep Jong en Aanstormend Talent opgericht, waarmee we plaatselijk enige kortdurende furore maakten.
Tijdens dat zelfde uitje reden we eerst naar de Noordoostpolder, waar we ergens in het oersaaie polderlandschap kleiduiven gingen schieten. Een wedstrijd die ik glorieus won, tot verbazing van een collega gymnastiek en reserve officier bij de landmacht, die dacht iedereen even op verre achterstand te zetten. Hij wist niet dat ik vroeger op de kermis de ene prijs na de andere schoot, tot ik niet meer mee mocht doen.
Vervolgens togen we naar Kampen, naar sigarenfabriek De Olifant. We kregen een rondleiding van een meneer die het KNIL nog aan den lijve had meegemaakt en flink opgaf van het moois dat op de plantages in Deli werd verbouwd. Inderdaad, sigaren met het Deli-zandblad zijn nog altijd het lekkerst.
Oude kolonialen, schieten, sigaren en tabaksplantages. Allemaal zaken waar tegenwoordig hoofdschuddend over wordt gedaan. Het was een geweldige dag.