Ik geef toe: ik verschuil me graag in het verleden. Vooral nu een gezelschap extremisten het Witte Huis heeft betrokken. Dat verleden is voor mij op dit ogenblik vooral de achttiende eeuw. Een fascinerende tijd waarin veel werd gezaaid dat in de eeuwen daarop tot wasdom is gekomen. Een eeuw van revolutie en opstand ook. De patriottenrevolutie in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, bijvoorbeeld, van 1780 tot 1787. De Franse revolutie, die uitliep op een bloedbad tijdens de Terreur en tenslotte eindigde in een autocratie onder Napoleon. De Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog, van 1775 tot 1883. En wat te denken van de stoommachine?

In de Amerikaanse grondwet werd al vroeg het principe van de scheiding der machten vastgelegd, een principe dat nu in hoog tempo in gevaar dreigt te komen. Het lijkt alsof de republikeinse extremisten er veel aangelegen is hun bondgenoten van zich te vervreemden en de Europese Unie te ontregelen. Ze lijken te handelen als robots die geprogrammeerd zijn door de Russen.

Ik heb het een en ander te danken aan de Amerikanen. Zij kenden mij een zeer genereuze Fulbrightbeurs toe, waarmee ik een paar maanden aan de Universiteit van Minnesota kon verblijven. Afgezien van wat ik opstak aan kennis, leerde ik er mijn vrouw kennen, die vanuit Griekenland ook met een Fulbright naar Minneapolis was gekomen. In het Witte Huis zat toen Ronald Reagan, die we als een niet erg serieus te nemen B-acteur beschouwden. Vergeleken met de huidige bewoner was hij een baken van wijsheid en fatsoen.